Begroting 2019

Financiering

Rente

Rente

Rentebeleid
Bij de berekening van de rente over de eigen financieringsmiddelen en het financierings-tekort boven de kasgeldlimiet (zie hierna) is voor 2019 en verder uitgegaan van 3,5%. Voor het financieringstekort tot de kasgeldlimiet is voor 2019 en verder uitgegaan van een rentevoet van 1,0%. Een onvoorziene renteontwikkeling heeft uiteraard invloed op de financieringskosten. Een wijziging van het rentepercentage met 1% zal, op basis van het geraamde financieringstekort, leiden tot meer of minder rentekosten van circa € 150.000

Rente omslagpercentage
In het kader van de vernieuwing van het BBV is de renteomslag berekend conform de nota rentenotitie die in 2016 door de commissie BBV is gepubliceerd. Vanwege het inzicht in de rentelasten van externe financiering het renteresultaat en de wijze van toerekening is onderstaand renteschema opgenomen. Het rente omslagpercentage wordt berekend door de totale rentekosten te delen door het totaal geactiveerd bedrag. De totale rentekosten bestaan uit de rente voor vaste geldleningen, de bespaarde rente over de eigen financieringsmiddelen (reserves) en de rente van de financierings-behoefte. Het omslagpercentage voor de begroting 2019 is per 1 augustus 2018 berekend op 2,9 %.

Renteschema:

2019

a.

De externe rentelasten over de korte en lange financiering:

- Externe rente Vaste geldleningen

 €     1.221.500

- Externe rentelasten financiering investeringen 2019

 €        146.475

- Externe rentelasten financieringstekort 

 €        718.635

b.

De externe rentebaten

-/-

 €    299.418

Totaal door te rekenen externe rente

 €  1.787.192

c.

De rente die aan de grondexploitaties

moet worden doorberekend

-/-

 €                      1.500

De rente van projectfinanciering die

aan het betreffende taakveld moet

worden doorberekend

-/-

 €                   466.329

 -/- 

 €        467.829

Saldo door te rekenen externe rente

 €     1.319.363

d1.

Rente over eigen vermogen

 €              33.296.000

 €     1.088.779

d2.

Rente over voorzieningen (CW)

De aan taakvelden (programma's inclusief overzicht

 €     2.408.142

Overhead) toegerekende rente (renteomslag)

e.

De werkelijk aan taakvelden (programma's inclusief overzicht

 €     2.379.364

Overhead) toegerekende rente (renteomslag)

f.

Saldo renteresultaat taakveld treasury

 €          28.778

Rentevisie
Sinds maart 2015 zijn de centrale banken van het Eurosysteem, waaronder De Nederlandsche Bank, gestart met het grootschalig aankopen van staatsobligaties. De verwachting is dat dit opkoopprogramma voor het einde van 2018 wordt beeindigd. Voorwaarde is dat nieuwe economische data tot die tijd de inflatieverwachtingen van de ECB „bevestigen”.
Het Eurosysteem injecteert geld direct in de economie door de staatsobligaties aan te kopen.
De belangrijkste drijfveer voor de ECB voor haar aankoopprogramma is de vrees dat de inflatieverwachtingen in de eurozone te laag zouden blijven of nog verder zouden dalen en zo een neerwaartse spiraal op gang zou brengen. Op middellange termijn heeft de centrale bank immers een inflatiedoelstelling van net geen 2%
De rente voor het aantrekken van financieringsmiddelen is in historisch perspectief gezien laag. De herfinancieringsrente van de ECB bedraagt vanaf maart 2016 0,00 procent.  Daarmee staat de rente die banken aan de ECB moeten betalen als zij geld opnemen, op een historisch laag niveau.
De rente is in belangrijke mate afhankelijk van de economische ontwikkeling en de inflatie. Bij een lage inflatie is er een risico dat er deflatie ontstaat. Deflatie betekent dat het prijsniveau in een economie daalt en dit kan forse schade opleveren voor de economische groei. Als prijzen dalen is het bijvoorbeeld voordelig om uitgaven uit te stellen. Er heerst een grote mate van onzekerheid, waardoor het moeilijk blijft, zo niet onmogelijk, om een rentevisie op te schrijven.

Hoewel de voorspelbaarheid van de rente zeker op langere termijn gering is, kan het toch wenselijk zijn tendensen aan te geven die als basis kunnen dienen voor het sluiten van transacties. Daarbij worden een aantal vuistregels gehanteerd:

  • De rente van vaste leningen is door de lange looptijd financieel van groter belang dan de rente van leningen met een korte looptijd.   
  • Bij een verwachte daling van de lange rente wordt het aantrekken van vaste  langlopende leningen zoveel mogelijk uitgesteld tot de rentedaling is ingetreden.
  • Bij een verwachte stijging van de lange rente vindt consolidatie plaats van korte schuld (korte schuld wordt omgezet in langlopende leningen).
  • Bij een te verwachten stabiele renteontwikkeling wordt in de actuele financieringsbehoefte voorzien met de financieringsvormen die absoluut gezien de laagste rente dragen.
  • Dit alles uiteraard binnen de mogelijkheden die de regelgeving biedt.